De CAO n° 109 van 12 februari 2014 betreffende de motivering van het ontslag voorziet in de toekenning van een forfaitaire burgerlijke boete alsmede een schadevergoeding binnen het kader van een kennelijk onredelijk ontslag.

I. DE CAO N° 109
Indien de werknemer de concrete redenen die tot zijn ontslag hebben geleid, aan zijn werkgever heeft gevraagd en deze laatste niet antwoord binnen de termijn van 2 maanden dan is de werknemer gerechtigd op een forfaitaire burgerlijke boete gelijk aan 2 weken loon. (Artikel 7 cao n° 109)
Indien een werknemer ontslagen wordt en dit kennelijk onredelijk is, dan heeft deze recht op een schadevergoeding gelijk aan minimaal 3 weken loon en maximaal 17 weken loon. (Artikel 9 cao n° 109)
II. QUID DE SOCIALE ZEKERHEIDSBIJDRAGEN?
- Principe
De forfaitaire burgerlijke boete is steeds vrijgesteld van sociale zekerheidsbijdragen.
De schadevergoeding is in principe onderworpen aan de sociale zekerheidsbijdragen.
- Uitzondering
Toch voorziet de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid in haar administratieve instructie (2017/-2) uitzonderingen op bovenstaand principe.
Zo voorziet deze instructie o.a. dat volgende vergoedingen uitgesloten zijn uit het loonbegrip:
“Vergoedingen beoogd door de CAO nr. 109 van 12 februari 2014 betreffende de motivatie van ontslag: de vergoedingen beoogd door artikel 9 van de CAO (in geval van onredelijk ontslag) zijn uitgesloten indien ze vastgelegd zijn door een gerechtelijke beslissing of door een door de rechter goedgekeurde dading”
De schadevergoeding is niet onderworpen aan sociale zekerheidsbijdragen wanneer:
- Er een gerechtelijke beslissing werd genomen. Met andere woorden indien er een vonnis is.
- Indien de dading gesloten tussen partijen door de Rechter werd goedgekeurd.
De schadevergoeding toegekend binnen het kader van een dading / minnelijke schikking zijn bijgevolg wel onderworpen aan sociale zekerheidsbijdragen.
- Synthese
|
Forfaitaire burgerlijke boete | Schadevergoeding |
Zijn er sociale zekerheidsbijdragen verschuldigd ?
|
Nee |
Ja, behalve als er een dading bestaat die door de rechter werd goedgekeurd of indien de schade-vergoeding werd toegekend d.m.v. een gerechtelijke beslissing |
III. HET DOOR ONS INGENOMEN STANDPUNT
Verscheidene bedenkingen kunnen geformuleerd worden, betreffende de vereiste om een dading ter goedkeuring voor te leggen aan de Rechtbank.
Vooreerst kan de vraag worden gesteld of partijen zomaar zich tot de Rechter kunnen wenden teneinde een dading te laten goedkeuren/bekrachtigen.
Artikel 1043 van het Gerechtelijk Wetboek voorziet dat:
“De partijen kunnen de rechter verzoeken akte te nemen van de overeenkomst die zij gesloten hebben ter oplossing van het geschil dat bij hem regelmatig aanhangig is gemaakt”.
Er kan redelijkerwijs worden aangenomen dat de Rechter het akkoord tussen partijen, ontstaan voor het aanhangig maken van het geschil, niet zal goedkeuren.
Het geschil dient bijgevolg nog te bestaan op het ogenblik dat men de Rechter vat.
Toch kan men stellen dat de controle, om na te gaan of een geschil werkelijk bestaat op het moment van de inleiding van de zaak, praktisch onmogelijk is.
De voorwaarde die aan deze besparing gesteld wordt door de Rijksdienst voor Sociale zekerheid, mist niet enkel enige juridische rechtvaardiging, zij heeft bijgevolg een weerslag op de werklast van de rechtscolleges binnen ons land en bestraft als het ware de partijen die pogen hun geschil in der minne regelen.
De vraag die zich opdringt is dan ook of dit niet zal leiden tot (onnodige) procedures, waarbij partijen een al dan niet werkelijk bestaand geschil voor de Rechter zullen brengen teneinde hun dading te laten goedkeuren om zo de sociale zekerheidsbijdragen te kunnen ontlopen?
